Analytische en synthetische oordelen
In de filosofie maken we onderscheid tussen verschillende soorten oordelen (ook wel uitspraken genoemd). Een oordeel is simpel gezegd een bewering waarvan je kunt zeggen of die waar of onwaar is. Filosofen hebben onderzocht hoe zulke uitspraken waar kunnen zijn en wat voor soort kennis ze opleveren.
Een eerste belangrijk onderscheid is dat tussen analytische en synthetische oordelen.
Een analytisch oordeel levert geen nieuwe kennis op. De waarheid van de uitspraak zit al in de betekenis van de woorden zelf. Je hoeft niets te onderzoeken of waar te nemen om te weten dat de uitspraak waar is. Voorbeelden zijn: “Alle vrijgezellen zijn ongetrouwd” of “Een cirkel is rond.” Wie begrijpt wat de woorden betekenen, weet meteen dat de uitspraak klopt.
Een synthetisch oordeel levert wél nieuwe kennis op. De waarheid van de uitspraak zit niet in de woorden zelf, maar moet worden vastgesteld door naar de wereld te kijken. Een voorbeeld is: “De straten zijn nu nat.” Dat weet je pas zeker als je naar buiten kijkt of het waarneemt.
A priori en a posteriori kennis
Een tweede belangrijk onderscheid is dat tussen a priori en a posteriori kennis.
A priori kennis is kennis die je hebt vóór of zonder waarneming. Je gebruikt hierbij vooral je verstand (ratio). Een bekend voorbeeld is: 2 + 2 = 4. Je hoeft dit niet te controleren in de werkelijkheid om te weten dat het waar is.
A posteriori kennis is kennis die je pas krijgt ná waarneming. Deze kennis is afhankelijk van je zintuigen. Een voorbeeld is: “Real Madrid heeft gisteren gewonnen.” Dat weet je alleen door het te zien, te horen of te lezen. Met andere woorden, je krijgt kennis na de waarneming.
Hume’s probleem
Hume beweerde het volgende: analytische oordelen zijn a priori en synthetische oordelen zijn a posteriori. Hume stelde dat analytische oordelen wel zeker zijn, maar geen nieuwe kennis opleveren. Synthetische oordelen leveren wel nieuwe kennis op, maar zijn nooit helemaal zeker, omdat ze gebaseerd zijn op ervaring en inductie. En zoals we hebben gezien, heeft inductie altijd een probleem: we kunnen nooit met absolute zekerheid zeggen dat de toekomst hetzelfde zal zijn als het verleden. Dit leidt tot een lastige vraag:
Als analytische uitspraken geen nieuwe kennis geven, en synthetische uitspraken nooit zeker zijn, hoe kunnen we dan überhaupt zekere én nieuwe kennis krijgen?
Een brug naar Kant
Deze vraag vormde het startpunt voor de filosoof Immanuel Kant. Kant probeerde een antwoord te geven op Hume en kwam met een vernieuwende indeling van ware uitspraken. Volgens Kant zijn er namelijk drie soorten ware uitspraken:
- analytisch a priori
- synthetisch a posteriori
- synthetisch a priori (deze voegt Kant toe)
Met deze laatste categorie probeert Kant te laten zien hoe nieuwe én zekere kennis mogelijk is. Hoe dat precies zit, ontdek je op de volgende pagina!
Auteur: A. Bulder