Stanley Milgram

Milgram (1933 – 1984) was een Amerikaanse sociaal psycholoog. Hij deed onderzoek naar de bereidwilligheid van mensen om te gehoorzamen aan bevelen, ook al waren ze het niet eens met die bevelen, of deden ze daarmee andere mensen pijn. Hij deed dit onderzoek omdat Milgram had gezien dat Duitse nazi-soldaten in de Tweede Wereldoorlog vaak normale jongemannen waren, niet anders dan jullie of wijzelf, of de buurman of de vakkenvuller in de plaatselijke supermarkt. Deze jongens zouden in normale omstandigheden niet zo snel een slechte daad verrichten. Maar deze jongens bleken opeens tot gruwelijke daden in staat, als zij orders of bevelen kregen van officieren die boven hen stonden, bijvoorbeeld om joden te vermoorden.  

Hieruit blijkt dat de meeste mensen normaal gesproken normaal tot redelijk goed handelen, maar zodra zij gedwongen worden om iets te doen waar zij het niet mee eens zijn, dan worden hun ideeën en grenzen van wat goed en kwaad is, flink op de proef gesteld. 

Milgram wilde graag onderzoeken hoe dat kwam. Hij besloot zelf een experiment te doen naar macht en het gehoorzamen aan bevelen om andere mensen pijn te doen. Hij plaatste een contactadvertentie: “proefpersonen gezocht voor een onderzoek naar geheugen.” Dit was het Experiment van Milgram.  

Hoe ging dat experiment te werk? Zie onderstaand plaatje: 

Experiment van Milgram

Er zijn twee kamers. In de ene kamer zitten de proefpersoon van het experiment (de ‘T’ van ‘Teacher’: de ‘leraar’) en één van de hulpmannetjes van Milgram: de ‘E’ van Experimenter: de proefleider. De proefleider zit een witte laboratoriumjas instructies en bevelen te geven aan de leraar. De Teacher doet zogenaamd een geheugenexperiment met een Learner, of leerling, de ‘L’ die in een andere kamer zit, niet zichtbaar voor de proefpersoon.  

De leerling moet woordjes leren in een zelfbedachte taal. Elke keer als de leerling een woordje fout heeft, krijgt hij een schok. Milgram ontwierp namelijk een machine waarmee schokken toegediend konden worden door de leraar aan de leerling. De schokken varieerden van sterkte: beginnend bij nauwelijks voelbaar tot extreme pijn, tot zelfs XXX; oftewel een dodelijke schok. Let op: deze machine gaf geen échte schokken! Maar de leraar-proefpersonen die meededen aan het experiment, dachten dat de machine wél echt werkte. En nog een belangrijk feitje: de leerlingen in de andere kamer zaten ook in het complot van Milgram. Zij riepen nep “Auw!” als ze schokken kregen, en gaven ook expres foute antwoorden, zodat de proefleider tegen de leraar kon zeggen dat hij door moest gaan met schokken toedienen, die dus steeds zwaarder en zogenaamd pijnlijker werden. Zelfs als de leraar-proefpersonen tegen de proefleider zeiden dat ze liever wilden stoppen omdat de leerling duidelijk enorme pijn leed, zei de proefleider zinnen zoals “Het is essentieel dat u doorgaat.” En: “U kunt niet stoppen. U moet doorgaan.”  

Hoeveel procent van de proefpersonen ging door met het toedienen van de meest zware schok, de dodelijke schok? Maar liefst 65%

Stanley Milgram

Milgram trok de conclusie dat in ieder mens een monster schuilt. Onder dwang van autoriteit, de proefleider in de witte laboratoriumjas, zijn mensen kennelijk tot gruwelijkere dingen in staat dan zij dachten. De bredere les die we uit het Experiment van Milgram kunnen trekken is dat het niet zo makkelijk is om te bepalen of wij ons altijd aan dezelfde regels van goed of slecht houden. Dat hangt dus af van de situatie, omgeving, macht, dwang, en autoriteit. 

Auteur: Caitlin Ionescu