René Descartes

Wat je ziet is absoluut niet betrouwbaar, aldus René Descartes. In tegenstelling tot de empiristen, die onze zintuigen als de enige bron van zekere kennis zien, is Descartes een rationalist. Descartes gaat samen met jullie een gedachte-experiment doen om te bewijzen dat hij in ieder geval één ding zeker weet en dat is dat hij bestaat!


Gedachte-experiment

Descartes heeft maar één doel: weten wat echt zekere kennis is. Om dat doet te bereiken werkt hij met één voorwaarde. Die voorwaarde is als hij ook maar iets kan twijfelen aan kennis, dan noemt hij dat geen zekere kennis. Iets is voor Descartes pas kennis als er absoluut niet aan getwijfeld kan worden. Dit kun je vergelijken met het leren van grammatica voor Duits. Als jij twijfelt over een vervoeging van een woord, dan is dat voor jou geen zekere kennis. Met deze voorwaarde op zak, doet Descartes zijn gedachte-experiment in 3 stappen; zintuiglijke illusies, droom- en waaktoestand en kwaadaardige geest.


1. Twijfel aan je zintuigen

Allereerst denkt Descartes na over wat hij waarneemt met zijn zintuigen. Dat kun je ook doen, doe maar eens mee! Pak eens een glas water en doe daar een lepel in. Kijk nu aan de zijkant door het glas. Wat zie je? Het lijkt alsof het lepeltje gebroken is. Haal het lepeltje er nu eens uit? Is het lepeltje ook echt gebroken? Waarschijnlijk niet, het is een zintuiglijke illusie. Op het moment dat het lepeltje in het water zit en het gebroken lijkt, vertellen je zintuigen niet de waarheid: het lepeltje is immers niet gebroken. Descartes stelt hiermee dat je kunt twijfelen aan wat je zintuigen je vertellen.

Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Oftewel: je zintuigen leveren geen ware kennis!


2. Twijfel aan droom- en waaktoestand

Droom jij wel eens levensecht? Dat je denkt dat je wakker bent, iets bizars meemaakt om vervolgens wakker te worden in je eigen vertrouwde slaapkamer? Droom je weleens dat je vinnen hebt in plaats van benen? Of dat je geen tanden meer hebt? Descartes wel. Hij droomde weleens levensecht. Zo echt, dat hij tijdens een droom ervan overtuigd was dat hij wakker was en dat hij een ander lichaam had. Als je kunt dromen dat je wakker bent, hoe weet je dan nu zeker dat je echt wakker bent? Hoe weet je zeker dat je nu niet aan het dromen bent en het lichaam dat je nu hebt écht de jouwe is?

Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Het onderscheid tussen droom- en waaktoestand is onduidelijk. Daardoor kun je twijfelen of het lichaam dat je denkt te hebben, echt die van jou is. Oftewel: we hebben geen zekere kennis over ons lichaam!


3. Twijfel aan wiskundige zekerheden

Welke kennis houden we dan nog over? Volgens Descartes is dat wiskunde en de logica. We weten in ieder geval nog dat 1 + 1 = 2 is. Dat heeft niets met zintuigen en ons lichaam te maken. Gelukkig!

Toch kunnen we ook daarover twijfelen. Stel je voor… alles wat je nu denkt is ingeprent door een kwaadaardige geest. Een geest die niet het goede met je voor heeft, maar die er op uit is om je te bedriegen. We denken wel dat 1 + 1 = 2, maar wat we niet weten is dat 1 + 1 = 3!. Stel je voor, een dergelijke geest zou bestaan, is dan de inhoud van onze gedachtes dan nog wel zekere kennis?

Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Blijkbaar kunnen we ook twijfelen aan wiskundige zekerheden, mocht er een kwaadaardige geest bestaan. Dus ook wiskundige zekerheden zijn geen zekere kennis.


Cogito ergo sum

Weten we dan echt niets meer zeker? Gelukkig is dat ook niet het geval. Descartes denkt namelijk nog even verder na. Stel je voor die kwaadaardige geest houdt ons echt voor de gek, dan moet ik wel bestaan. Want een kwaadaardige geest kan niet iemand voor de gek houden die niet bestaat, toch? Het feit dat ik over een kwaadaardige geest kan nadenken, een geest mij voor de gek houdt, betekent dat ik wel moet bestaan. Ik denk, dus ik besta, oftewel, cogito ergo sum.

Er moet wel iets zijn dat kan twijfelen, kan nadenken, en dat ben ik. Dus ik besta. Gelukkig maar!