Heb je je ooit afgevraagd hoe je zeker kunt weten wat waar is? Stel dat je elke ochtend ziet dat de zon opkomt – kun je dan echt zeker zeggen dat dat morgen ook gebeurt? Of dat een appel altijd naar beneden valt?
David Hume (1711–1776) een filosoof uit Schotland, stelde dat we vooral moeten vertrouwen op wat we zien en meemaken. Maar dat we ook voorzichtig moeten zijn met aannames over de toekomst. Hij daagt ons uit om goed te kijken, na te denken én te twijfelen – precies zoals een echte ontdekkingsreiziger van kennis zou doen. Hij is vooral bekend om zijn empirisme én zijn scepticisme.
Empirisme: kennis door waarneming en ervaring
Je zintuigen zorgen voor kennis. Alles wat je ervaart, ervaar je omdat je zintuigen hebt. Alles wat je ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft zorgt ervoor dat je nieuwe kennis op doet. Tenminste, dat zeggen de empiristen en zo ook Hume!
Het empirisme is een stroming in de filosofie dat stelt dat je kennis opdoet door middel van je zintuigen. Oftewel door ervaring doe je kennis op; we doen kennis op door middel van de empirie. De filosofen die bij deze stroming horen worden empiristen genoemd.
Twijfelen aan wat als zeker wordt aangenomen
Hume was ook een scepticus. Dat betekent dat hij twijfelde aan dingen die mensen vanzelfsprekend vonden. Een scepticus is een denker die twijfelt aan wat als zeker wordt aangenomen. Hij vroeg zich af: Wat kun je echt zeker weten?
Voorbeelden:
- Je ziet elke dag dat de zon opkomt. Je denkt: De zon komt morgen ook op. Maar Hume zegt: We kunnen het niet 100% zeker weten.
- Je hond kwispelt elke keer als je hem eten geeft. Je denkt: Hij zal altijd kwispelen bij eten. Hume waarschuwt: Misschien niet altijd.
Scepticisme betekent dus: voorzichtig zijn met dingen als “zeker weten”.
Inductieve redeneringen (en het probleem hiervan!)
Hume legde uit dat we vaak inductief redeneren: we gebruiken wat we in het verleden hebben gezien om te voorspellen wat er in de toekomst gebeurt. Herken je onderstaande voorbeelden?
Voorbeeld van inductie: Elke ochtend heeft de zon opgekomen, dus morgen zal de zon ook opkomen.
Nog een voorbeeld: Elke keer als je een appel laat vallen, valt hij naar beneden, dus alle appels vallen altijd naar beneden.
Het inductieprobleem is dat een inductieve redenering nooit helemaal zeker is! Alleen omdat iets altijd zo is geweest, betekent dat niet dat het altijd zo zal blijven.
Voorbeeld: Alle zwanen die je hebt gezien, zijn wit. Dus denk je dat alle zwanen wit zijn. Maar dan kom je in Australië en zie je een zwarte zwaan!
Inductieprobleem: We kunnen aannames doen op basis van ervaring, maar we weten nooit helemaal zeker dat de volgende keer hetzelfde zal zijn.
Hume; een scepticus of empirist?
Die vraag mag jij zelf beantwoorden. Zijn overtuiging dat kennis start bij de waarneming zou hem een empirist maken. Maar zijn overtuiging dat we moeten twijfelen aan wat anderen zeker denken te weten, maakt hem een scepticus.
Misschien is Hume een beetje een scepticus en beetje een empirist. Ik twijfel. Wat denk jij?