Wat je ziet is absoluut niet betrouwbaar, aldus René Descartes (1596-1650). In tegenstelling tot de empiristen, die onze zintuigen als de enige bron van zekere kennis zien, is Descartes een rationalist. Descartes voert een van de bekendste gedachte-experimenten van de filosofie uit om te bewijzen dat hij in ieder geval één ding zeker weet, en dat is dat hij bestaat!
Gedachte-experiment
Descartes heeft één doel: weten wat echt zekere kennis is. Om dat doet te bereiken werkt hij met één voorwaarde. Die voorwaarde is dat als hij ook maar aan iets kan twijfelen, dan noemt hij dat geen zekere kennis. Iets is voor Descartes pas kennis als er absoluut niet aan getwijfeld kan worden. Wat Descartes hier doet, noemen we de radicale twijfelmethode. Met deze methode op zak, doet Descartes zijn gedachte-experiment in 3 stappen: twijfel aan de waarneming, aan eigen lichaam en aan wiskundige zekerheden.
1. Twijfel aan je zintuigen
Allereerst denkt Descartes na over wat hij waarneemt met zijn zintuigen. Pak eens een glas water en doe daar een lepel in. Kijk nu aan de zijkant door het glas. Wat zie je? Het lijkt alsof het lepeltje gebroken is. Haal het lepeltje er nu eens uit? Is het lepeltje ook echt gebroken? Waarschijnlijk niet, het is een zintuiglijke illusie. Op het moment dat het lepeltje in het water zit en het gebroken lijkt, vertellen je zintuigen niet de waarheid: het lepeltje is immers niet gebroken. Dit voorbeeld laat zien dat je zintuigen je soms kunnen bedriegen. Descartes stelt hiermee dat je kunt twijfelen aan wat je zintuigen je vertellen.
Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Oftewel: je zintuigen leveren geen ware kennis!
2. Twijfel aan je eigen lichaam
Droom jij wel eens levensecht? Dat je denkt dat je wakker bent, iets bizars meemaakt om vervolgens wakker te worden in je eigen vertrouwde slaapkamer? Droom je weleens dat je van een grote hoogte aan het vallen bent? Of dat je geen tanden meer hebt? Heb je wel eens een déjà vu gehad? In zo’n levensechte droom ben je er op dat moment van overtuigd dat je wakker bent en dat je een ander lichaam hebt. Als je kunt dromen dat je wakker bent, hoe weet je dan nu zeker dat je echt wakker bent? Hoe weet je zeker dat je nu niet aan het dromen bent en het lichaam dat je nu hebt écht de jouwe is?
Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Omdat dromen levensecht kunnen zijn kun je twijfelen of het lichaam dat je denkt te hebben, echt die van jou is. Oftewel: we hebben geen zekere kennis over ons lichaam!
3. Twijfel aan wiskundige zekerheden
Welke kennis houden we dan nog over? Volgens Descartes is dat wiskunde en de logica. We weten in ieder geval nog dat 1 + 1 = 2 is. Dat heeft niets met zintuigen en ons lichaam te maken. Gelukkig!
Toch kunnen we ook daarover twijfelen. Stel je voor… alles wat je nu denkt is ingeprent door een kwaadaardige geest/demoon. Een demoon die niet het goede met je voor heeft, maar die er op uit is om je te bedriegen. We denken wel dat 1 + 1 = 2, maar wat we niet weten is dat 1 + 1 = 3!. Stel je voor, een dergelijke geest zou bestaan, is dan de inhoud van onze gedachtes dan nog wel zekere kennis?
Iets is pas zekere kennis als je er niet aan kunt twijfelen. Blijkbaar kunnen we ook twijfelen aan wiskundige zekerheden, mocht er een kwaadaardige geest bestaan. Dus ook wiskundige zekerheden zijn geen zekere kennis.
Cogito ergo sum
Weten we dan echt niets meer zeker? Gelukkig is dat ook niet het geval. Descartes denkt namelijk nog even verder na. Descartes ziet in dat je niet kan twijfelen aan dat je aan het twijfelen bent. Twijfelen is een onderdeel van denken, en aangezien je over bijvoorbeeld een kwaadaardige geest kan nadenken, een geest die mij voor de gek houdt, betekent dat ik wel moet bestaan. Dus het enige dat je niet kan betwijfelen is dat je aan het denken bent. Daarom trekt Descartes de conclusie: Ik denk, dus ik besta, oftewel, cogito ergo sum.
Er moet wel iets zijn dat kan twijfelen, kan nadenken, en dat ben ik. Dus ik besta. Gelukkig maar!
Kennis opnieuw opbouwen: Godsbewijs
Vanuit zijn conclusie ‘cogito ergo sum’ wil Descartes kennis opnieuw opbouwen, stap voor stap, maar nu op een stevig fundament. De volgende stap is het bestaan van God.
Descartes redeneert dat hij het idee van een oneindig, perfect wezen (God) in zijn hoofd heeft. Dat idee kan volgens hem niet van hemzelf komen, omdat hij een eindig en onvolmaakt wezen is. Daarom moet dit idee door God zelf in hem zijn gelegd, aangezien alleen God dit idee in zijn hoofd kan veroorzaken. God moet dus bestaan.
Omdat God perfect, volmaakt en goed is, zou God ons niet bedriegen. Dat betekent dat onze heldere en duidelijke ideeën betrouwbaar zijn en zodoende nieuwe kennis kunnen opbouwen. Zo kan Descartes uiteindelijk gelukkig weer vertrouwen op wiskunde, logica en voorzichtig ook op de wereld buiten ons.
Rationalisme & nativisme
Descartes is een echte rationalist. Dat betekent dat hij vindt dat kennis ontstaat door nadenken en niet door ervaring. Onze zintuigen zijn volgens hem onbetrouwbaar, omdat ze ons kunnen bedriegen. Daarom kunnen zij nooit de basis vormen voor zekere kennis. Alleen de rede, het verstand, is volgens Descartes in staat om ons ware en zekere kennis te geven.
Daarnaast hangt Descartes het nativisme aan. Hij gaat ervan uit dat sommige ideeën al aangeboren zijn en dus niet door ervaring worden geleerd. Voorbeelden hiervan zijn het idee van God, ‘ik’, wiskundige principes en logische waarheden. Deze kennis zit al in ons verstand en hoeft niet van buitenaf te komen; door nadenken kunnen we dit ontdekken.
Auteur: A. Bulder