De Duhem-Quine stelling

Volgens de wetenschappelijke methode testen wij hypotheses (voorlopige voorspellingen) constant, door ze te bevestigen of te ontkrachten. Pierre Duhem was van mening dat alleen natuurkundige hypotheses op zichzelf getest konden worden; hypotheses in andere gebieden van de wetenschap waren niet op zichzelf te testen. 

William Quine had een soortgelijk idee, wat het idee van ‘iets op zichzelf testen’ helderder maakt. ‘Op zichzelf testen’ betekent dat je daadwerkelijk test wat je test: als je bijvoorbeeld de motor van een auto test en je ontdekt dat die motor het niet doet, kan je dan zonder twijfel bevestigen dat de motor zelf stuk is? Wat als de brandstof slecht is, of iets anders? Quine meende dat alle menselijke kennis ondergedetermineerd was.

Deze ideeën zijn voor het gemak samengevoegd in de zogenaamde Duhem-Quine stelling: het is onmogelijk om wetenschappelijke hypotheses te testen in isolatie, omdat er altijd aanspraak wordt gedaan op achtergrond aannames


Een voorbeeld hiervan is Galileo Galilei erg veel kritiek ontving van zijn collega’s over ontdekkingen. Hij meende bijvoorbeeld dat er bergen op de maan waren, of dat Jupiter manen had. Zijn collega’s weigerden door de telescoop te kijken, omdat ze dachten dat de telescoop hun beeld vervormde. Om de hypothese “er zijn manen rondom Jupiter” echt op zichzelf te testen, moest men ook zeker weten dat een telescoop betrouwbaar was. Dat kon men niet bewijzen (of men geloofde het niet), dus was er sprake van onderdeterminering.

Auteur: Stefan Vliek