Vocabulary year 4

Je breidt dit jaar je woordenschat voor Engels verder uit. Het doel is dat je de meest voorkomende woorden die horen bij het basis-kader niveau begrijpt. Hoe ga je dat doen?

Iedereen begint met het maken van je eigen, persoonlijke woordenlijst van moeilijke woorden (opdracht 1). Dit is de eerste opdracht waarmee je een extra punt voor de toets kan behalen. Je kiest daarvoor woorden uit deze lijst, niveau A1 en A2. (If you think that’s too easy, use the B1 or even B2 words in the same list. Challenge yourself!).

Na de eerste opdracht volgen nog drie opdrachten. Ook hiermee kun je telkens een punt verdienen dat bij je toetscijfer wordt opgeteld. Voor deze opdrachten maak je een keuze uit deze mogelijkheden. (Heb je een eigen voorstel, overleg dan met je docent). Het belangrijkste is dat je jouw moeilijke woorden blijft oefenen en herhalen.

Lever je opdrachten in via magister en wees op tijd. Haal je een deadline niet, dan verdien je geen extra punt.

WatDeadline
Opdracht 1Donderdag 17 november ’22
Opdracht 2Donderdag 15 december ’22
Opdracht 3Donderdag 26 januari ’23
Opdracht 4Donderdag 23 februari ’23

De toets

Op de toets kun je maximaal een 8,0 behalen. Je kan je cijfer verhogen met de punten die je behaalt met de hierboven genoemde opdrachten (maximaal vier).

Lots of success!