Vergroot je Engelse woordenschat! Hoe schrijf je een kort verhaaltje?! Door middel van een stappenplan kun jij uiteindelijk een kort sprookje schrijven in het Engels.
- Ik kan een Engelse woordspin maken bij een afbeelding
- Ik kan een PDF-je downloaden en uitprinten
- Ik kan bij een tekening een Engelse zin schrijven
- Ik kan samen met een klasgenoot een kort sprookje schrijven
Assignment 1. LBK + BK + KT
Leerdoel: vergroot je Engelse woordenschat! Maak een woordspin. Bekijk de volgende plaatjes. Weet jij welk sprookje het is? Look at the five pictures. Describe each picture with English words (not sentences). LBK = 5 words per picture BK = 6 words per picture KT = 8 words per picture
Picture 1.
Assignment 2. Three little pigs LBK + BK +KT
Do you know "The three little pigs"? In deze opdracht ga je dit verhaal navertellen. De opdracht: Step 1. Download het PDF bestand: 'Three Little Pigs', print het uit en en zet de plaatjes op de goede volgorde. Step 2. Schrijf bij ieder plaatje een stukje tekst (in het Engels natuurlijk!) Minimaal 1 zin per plaatje. Samen vormen die stukjes tekst jouw eigen samenvatting van het verhaal.
Weet je niet meer precies hoe het verhaal ook alweer ging? Kijk en luister naar deze video:
Assignment 3. LBK + BK
Lees het volgende sprookje. Je gaat 2 opdrachten maken. Bij de eerste opdracht volg je de blauwe kleur. Bij de tweede opdracht volg je de oranje kleur. Opdracht A, blauwe route. Zoek de 6 woorden in het blauw. Zoek de Engelse betekenis op. Je gaat zelf op zoek naar de juiste vertaling. Gebruik een woordenboek of https://nl.bab.la/woordenboek/ Opdracht B, oranje route. Zie de de letter A tot en met H? Zoek bij het juiste plaatje het juiste Engelse woordje.
The Ant and the Grasshopper
On one fine summer’s 1. [dag] in a 2. [weiland] a (A) Grasshopper was walking around in a happy mood. An (B) ant walked by carrying along with great strength an 3. [oor] of (C) corn he was taking to his house.
The grasshopper invited the ant to 4. [zit] for a chat with him. But the ant said no, saying that “I’m collecting (D) food for Winter”. ” Why don’t you do the same?” asked the ant to the grasshopper.
“Pooh! Why think about Winter?” said the Grasshopper; we have got enough 5. [eten] now.” But the Ant (E) walked on and continued to collect his food.
Finally, when Winter came, the Grasshopper found itself dying of 6. [honger], while he saw the ants eating corn and (F) grain from their (H) storage.
Then the Grasshopper understood that…
It is best to hunt for food in Summer!
Opdracht A, blauwe route.
Neem het onderstaande rijtje over in WORD of schrijf ze over in je schrift. Zoek op de Engelse vertaling van de Nederlandse woorden. https://nl.bab.la/woordenboek/
- dag
- weiland
- oor
- zit
- eten
- honger
Opdracht B, oranje route.
Zoek de letters A tot en met H op in de tekst. Schrijf eerst alle Engelse woorden op (kopieer ze als je in WORD werkt). Combineer het plaatje met het juiste Engelse woordje uit de tekst. Misschien moet je eerst wel de Nederlandse vertaling zoeken voordat je het juiste plaatje kunt combineren met het Engelse woord.
Plaatje 1:
Plaatje 2:
Plaatje 3:
Plaatje 4:

Plaatje 5:
Plaatje 6:
Plaatje 7:
Assignment 4. KT
Finish the fairy tale! Je gaat je eigen fantasie gebruiken om de lege plekken in een fairy tale in te vullen. Kopieer de tekst naar je eigen word document en vul op de plaatsen van de cijfers zelf steeds in wat er nodig is op die plaats. Werk je in een schrift? Schrijf de nummers op papier en schrijf het juiste woordje erachter. Let op: sommige getallen zie je steeds weer terugkomen, bijvoorbeeld de 1. Op iedere plek waar de 1 staat schrijf je hetzelfde woord!
1. Once upon a time there was a …1… (person/persoon) who lived in …2… (place/plaats).
2. He/she had a …3… (person, family member/familie), …4… (name/naam), who was very unhappy.
3. He/she never laughed or smiled. The …1… said: “I will give a very special reward to the person who can make …4… happy!”
4. In the following days, a joker came to tell jokes, a fairy came to say a magic spell and a musician came to play some …5… music. But nothing helped. …(4)… still did not smile or laugh.
5. Then, a young …6… (person) came to work in …2…. He/she took a little …6… (animal) with him/her. The little …6…, who was called …7… (name) liked to play.
6. One day, …4… saw …7… and played with it. Then, he/she started to smile. First, there was a little smile and then he/she laughed out loud.
7. …1… heard …4… laugh and was very happy. He/she rewarded …6… with …8… (reward) and …………………
Assignment 5. LBK + BK + KT
Before you start writing you need some inspiration, check this YouTube clip and do the assignment. Do the assignment below. Let op! zorg ervoor dat je de opdracht in volledig scherm maakt. LBK = 6 zinnen BK = 12 zinnen KT = 16 zinnen
It's time to write your own fairy tale! In kleine groepjes (2 of 3 leerlingen) ga je zometeen zelf een fairy tale van minimaal 150 woorden schrijven.
Voordat je begint krijg je nog wat tips voor het schrijven van een fairy tale:
- Een fairy tale begint meestal met “Once upon a time…”
- Fairy tales spelen zich vaak af “ far away…“
- In fairy tales komen meestal personen zoals koningen, koninginnen, prinsen en prinsessen voor
- In fairy tales komen ook dieren voor die zich gedragen als mensen
- Er zijn eigenlijk altijd goede en slechte personen in een fairy tale
- Vaak zit er ook een beetje magie in een fairy tale
- Fairy tales lopen eigenlijk altijd goed af. “…and they lived happily ever after!“
Om het schrijven van je fairy tale gemakkelijker te maken kun je de volgende worksheet downloaden en zelf uitprinten: