• Ik wil graag … bestellen.
I would like to order …
• Ik wil graag … kopen
I would like to buy …
• Ik zou graag willen weten …
I would like to know …
• Waar is de dichtstbijzijnde …
Where is the nearest …
• Kunt u mij vertellen hoeveel dat kost?
Could you tell me how much it costs?
• Mijn naam is …
My name is …
• Ik woon in …
I live in …
• Ik verblijf …
I am staying …
• Ik vind … (niet) leuk
I (don’t) like …
• Kunt u dat op de kaart laten zien?
Could you show that to me on the map?
• Ik wil graag de rekening betalen.
I would like to pay the bill.
• Zou ik … kunnen … ?
Could I … ?
• Ik zou/wil graag …
I would like …
• Weet u … ?
Do you know … ?
• Heeft u … ?
Do you have … ?
• Kan/mag ik … ?
Can I … ?