Afbeelding 7 ~ De Fransen trekken de Lek over
Aan het einde van de achttiende eeuw stonden er in Nederland twee groepen tegenover elkaar. De aanhangers van stadhouder Willem de Vijfde stonden aan de ene kant. Aan de andere kant stonden de patriotten.
De patriotten vonden dat de stadhouder teveel macht had. Ze richtten 'vrijkorpsen' op. Dat waren verenigingen van gewapende burgers. Ze wilden de macht overnemen. Stadhouder Willem de Vijfde voelde zich al snel niet meer veilig in Den Haag en trok zich terug in Nijmegen. In 1787 stuurde de koning van Pruisen zijn leger om de orde te herstellen. Hij deed dat op verzoek van zijn zus Wilhelmina, de vrouw van Willem de Vijfde. De vrijkorpsen van de patriotten konden niet op tegen de goed getrainde Pruisische soldaten. Ze verloren de opstand.
Maar in de zomer van 1794 trok het Franse leger via het zuiden de Republiek binnen. De Nederlandse patriotten waren hier erg blij mee. Zij zagen de Franse als bevrijders. Willem de Vijfde bedacht nog een plan om de Fransen tegen te houden. Hij liet dijken doorsteken waardoor het gebied tussen de rivieren de Lek en de Linge onder water kwam te staan.
Omdat het land onder water stond, konden de Fransen niet verder. Maar in de winter bevroor het gebied. In januari 1795 vroor het zo hard dat heel de Lek was dichtgevroren. De Franse soldaten trokken daarom over de Lek en hadden toegang tot Den Haag. Willem de Vijfde was inmiddels al met zijn gezin naar Engeland gevlucht.
Zo kwam er in 1795 alsnog een einde aan de Republiek.